Uit : Niemand aan de kant nota van de Gemeente Groningen.

4.1. Maatregelen gericht op re-integratie, participatie en activering 

 

Meer investeren in zowel tijd als geld 

We gaan meer investeren in de re-integratie, participatie en activering van bijstandsgerechtigden met 

een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, zodat ze meedoen en erbij horen. Doorgaans zullen we in deze groep meer moeten investeren om ze uit de uitkering te helpen.

Dit gaan we doen door ze meer zelf te begeleiden maar ook door de re-integratietrajecten daarvoor toe te rusten.  

 

Intensievere begeleiding 

We gaan de klanten meer zelf en intensiever begeleiden. Dit doen we door de caseload van de consulenten te verlagen en de begeleiding bij de DSW te intensiveren. Op die manier kan het contact tussen de bijstandsgerechtigde en de consulent worden versterkt. Door het verkleinen van de caseload naar circa 40 klanten, kunnen de consulenten de klanten intensiever begeleiden. Deze begeleiding 

financieren we uit het werkdeel. Hiermee maken we echt werk van het principe ‘ken je klant’. 

 

Intensievere trajecten: kwaliteit en resultaat 

Wanneer we de re-integratie niet zelf doen, maken we met re-integratiebedrijven de afspraak dat klanten meer ondersteuning krijgen in de vorm van coaching, begeleiding, scholing en werkervaring. 

Dat betekent niet dat we re-integratiebedrijven financieel stimuleren om de klanten te blijven begeleiden. 

Uitstroom staat voorop. We laten echter geen middelen ongemoeid om extra te investeren in de klant en daarmee een bijdrage te leveren aan de uitstroom. Dit betekent dat we bij de inkoop van trajecten meer de nadruk gaan leggen op de kwaliteit en het resultaat en minder op de prijs van de 

trajecten. Niet meer de kortste weg naar werk, maar de beste weg naar werk.  

In het geval we de re-integratie zelf doen, zoals bij het project Groningen@Work, intensiveren we de 

begeleiding, bemiddeling, scholing, schuldhulpverlening en nazorg.  

 

Graniet wordt vloeibaar 

Kwalitatief goede re-integratietrajecten zijn vooral belangrijk bij de re-integratie van de doelgroepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. In 2006 hebben we 200 zogenaamde meedoen trajecten ingekocht en hebben we in het kader van het project erbij horen 15 persoonlijke herstelplannen 

opgesteld in samenwerking met andere (hulpverlenings)instellingen. Deze trajecten gaan we verder 

uitbreiden in 2007. We gaan 400 meedoen trajecten inkopen en 60 persoonlijke herstelplannen 

opstellen. We investeren hiermee meer in de groep met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt en zorgen er voor dat mensen die al langer in de bijstand zitten, mee gaan doen aan de samenleving en erbij horen door maatschappelijk zinvolle activiteiten te doen. Een ‘granieten bestand’ is een stevige basis om verder op te bouwen. Dat gaan we zeker doen, maar wat we vooral willen, is het granieten 

bestand vloeibaar maken en er beweging in krijgen.  

 

DWANGARBEID IN NEDERLAND:
EEN ONBESPREEKBAAR THEMA...


'Tom Poes en de Meedoeners', ingezonden brief van Louis van Overbeek plus:
Louis Overbeek.
Datum plaatsing op website PEL: 17/3/2007.


Zijn er eigenlijk nog taboe's in Nederland? Heilige huisjes die onbespreekbaar zijn, laat staan dat ze omver getrapt mogen worden? Het zal de lezer verbazen, maar ze bestaan, die 'onbespreekbare' zaken. Onbespreekbaar bij de politiek, bij zowat alle politieke partijen, bij de vakbonden, die belangen van uitkeringsgerechtigden slechts zien als wisselgeld bij hun CAO-onderhandelingen, ja, zelfs bij diverse belangenorganisaties voor mensen met een uitkering enz. Zo is gebleken dat hier plaatselijk de CNV-uitkeringsgerechtigden en de kerkelijke groep "Arme Kant van Leeuwarden" die beiden zitting hebben in de Leeuwarder Cliëntenraad Werk en Inkomen, vóórstanders zijn van de hier bedoelde dwangarbeid. Kennelijk waart de geest van Asscher en Cohen weer rond... Met het 'onbespreekbare' thema bedoel ik het volgende:

Is de nieuwe Nederlandse bijstandswet (WWB) op het punt van gedwongen arbeid* niet in strijd met internationale verdragen m.b.t. de rechten van de mens, te weten het Europees Sociaal Handvest (deel 1, art. 1)**, het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (art. 8, lid 3, sub a) en het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)(art. 4, lid 2)? ***

Wellicht moet ook nog genoemd worden: Artikel 4 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens(10/12/1948 Algemene Vergadering UNO):
"Niemand zal in slavernij of horigheid gehouden worden; slavernij en slavenhandel in iedere vorm zijn verboden." of artikel 23 lid 2: "Een ieder, zonder enige achterstelling, heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid."

* Bekend/berucht zijn in dit verband is de zgn. Work First-projecten, maar ook allerlei andere aanduidingen worden gebruikt voor maatregelen waarbij uitkeringsgerechtigden op straffe van verlies van elke vorm van uitkering verplicht worden ongeacht hun opleiding of beroep in ruil voor bijstand veelal laagwaardige arbeid te verrichten.

** "Een ieder dient in staat te worden gesteld in zijn onderhoud te voorzien door werkzaamheden die hij vrijelijk heeft gekozen."

*** EUROPEES VERDRAG TOT BESCHERMING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS EN DE FUNDAMENTELE VRIJHEDEN

Art.4 1. Niemand mag in slavernij of dienstbaarheid worden gehouden.
2. Niemand mag gedwongen worden dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten.

TOM POES EN DE MEEDOENERS

Louis van Overbeek

Toen Wim Kok in 1994 minister-president van Nederland werd, koos hij als slogan 'Werk, werk en nog eens werk!'Werkloosheid werd tot de grootste vloek van het land bestempeld en alles moest op alles worden gezet om banen te scheppen. Daarenboven moesten meer vrouwen carrière gaan maken.

Deze nadruk op het belang van werk had bijna tien jaar geduurd toen Nederland - ondertussen nijverder dan een mierenhoop geworden en veranderd in één grote file - onder het bewind kwam van Jan Peter Balkenende en zijn neoconservatieve vrienden en de druk in de hoog-workaholische atmosfeer nog verder werd opgevoerd als gevolg van de wens van de nieuwe regering de Nederlandse verzorgingsstaat drastisch te 'hervormen' en diep te snijden in de uitgaven voor sociale zekerheid.

Nu werd de obsessie met werk compleet: hoewel Nederland zo rijk was als een olie-emiraat, zou het volgens het nieuwe kabinet door de ophanden zijnde vergrijzing en de concurrentie uit verre oorden geconfronteerd worden met de ergste crisis aller tijden. Derhalve diende iedereen onverwijld de handen uit de mouwen te steken om de dreigende ondergang af te wenden. Zelfs de arbeidskracht van moeders met kleine kinderen, ouden van dagen en zieken kon in deze moeilijke tijden niet worden gemist. 'Meedoen' werd dit participeren in de algehele arbeidsverdwazing door de premier en de zijnen genoemd. Wie dat niet goedschiks wilde, moest het maar kwaadschiks.

Mensen die afhankelijk waren van een sociale uitkering dienden te reïntegreren in de arbeidsmarkt, onafhankelijk van de vraag hoe groot hun kans op het vinden van werk was. Wie geen echte baan kon vinden, werd gedwongen in het park te gaan schoffelen of kleerhangers te sorteren, iets waartoe in pre-arbeidsverdwaasde dagen zelfs gedetineerden niet werden verplicht. De heilzaamheid van - zelfs de meest geestdodende vorm van - werk werd tot dogma verheven. Eerst alleen door rechts, later ook - en soms met nog meer fanatisme - door links.
Ambtenaren en bestuurders werden bevangen door een modieus streven niet-werkenden het leven zo zuur mogelijk te maken. Feitelijk werd onder nieuwe namen in 'newspeak' dwangarbeid ingevoerd voor bijstandsgerechtigden. Dat bijgevolg de mensenrechten werden geschonden kon niemand iets schelen. De machthebbers drukten hun wil door met bluf en intimidatie. Bij beroepsprocedures werden de improductievelingen door de bestuursrechter steevast in het ongelijk gesteld. Andere juristen hielden hun mond.

Tegelijkertijd werd het begrip 'passende arbeid' uit het vocabulaire van de arbeidsbureaus geschrapt: van nu af aan diende elke vorm van werk als passend voor iedereen te worden beschouwd. Op alle mogelijke manieren werd duidelijk gemaakt dat het voortaan niemand meer - met uitzondering van de puisant rijken - werd toegestaan in Nederland te leven zonder op enigerlei wijze bij te dragen aan de productiviteit. Wie na afwezigheid van enige tijd vanuit het buitenland naar Nederland terugkeerde, waande zich te zijn terechtgekomen in een nog onbekend Bommelverhaal: 'Tom Poes en de Meedoeners', waarin de inwoners van Rommeldam plotseling van overheidswege was opgedragen zoveel en zolang mogelijk 'mee te doen' in het arbeidsproces en ook heer Bommel, Terpen Tijn en Wammes Waggel zich - met rampzalige gevolgen - productieve burgers dienden te betonen.

Degenen die eerder niet tot werken in staat waren bevonden, werden nogmaals onderworpen aan een medisch onderzoek op basis van nieuwe criteria, geschikt bevonden voor arbeid en geheel of gedeeltelijk beroofd van hun inkomen. Ze moesten hun huis verkopen en zich opmaken voor de goot.
Vrijwel geen van de dokters aan wie de 
'keuringen' werden opgedragen had de moed de medische ethiek te verdedigen. (1) De vakbonden stemden in met dit regeringsbeleid. Ondanks alle maatschappelijke onrust bleef het in de media stil als op een ondergesneeuwd kerkhof, evenals in de publieke opinie. Solidariteit met de zieken bleek afgeschaft. Dit was het land van 'IJzeren Rita' en de nazistische euthanasiewetgeving.

[1) Er is een enkele 'klokkenluider' geweest; een keuringsarts te Alkmaar: hij is dan ook inmiddels ontslagen. Zo gaat dat met 'klokkenluiders' in Nederland...]

Enige tijd geleden verklaarden enkele bestuurders en 'zorgmanagers' in de provincie Friesland dat patiënten uit hun plaatselijke gekkenhuis in het vervolg gedwongen te werk zullen worden gesteld. Op ongeveer hetzelfde moment introduceerde Jan Peter Balkenende een nieuwe slogan, althans een die hij geplagieerd had van de copywriters van de Amerikaanse staat Wisconsin, de bakermat van een vorm van dwangarbeid die bekend staat onder de naam Work First. Deze slogan luidt 'Nederland werkt' ('Wisconsin works').

De nieuwe SER-voorzitter Rinnooy Kan betoonde zich onlangs in het economiekatern van de NRC al niet minder tevreden over de thans bereikte mate van 'meedoen'. 'Dit is nog nooit vertoond' merkte hij juichend op over de grote eenstemmigheid onder werkgevers en werknemers over het plan de arbeidsverdwazing nog verder op te voeren:
'Deze participatiedoelstelling is uniek. Het is nog nooit eerder vertoond dat werkgevers en werknemers samen kiezen voor zo'n ambitieuze doelstelling. Ik denk dat we, als we dit uitvoeren, uitkomen op het niveau van de huidige Zweedse cijfers, of zelfs daarboven. En de Zweden zijn wereldkampioen participatie.'

De enige verdere stap op dit pad van werkgerelateerde waanzin die men nu nog kan zetten is overledenen op te graven en na een douchebeurt en een korte opfriscursus te dwingen te reïntegreren in de arbeidsmarkt. In Den Haag verzint immers geen wakkere Tom Poes een list.



  Uit : Niemand aan de kant nota van de Gemeente Groningen.

4.1. Maatregelen gericht op re-integratie, participatie en activering 

 

Meer investeren in zowel tijd als geld 

We gaan meer investeren in de re-integratie, participatie en activering van bijstandsgerechtigden met 

een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, zodat ze meedoen en erbij horen. Doorgaans zullen we in deze 

groep meer moeten investeren om ze uit de uitkering te helpen. Dit gaan we doen door ze meer zelf te 

begeleiden maar ook door de re-integratietrajecten daarvoor toe te rusten.  

 

Intensievere begeleiding 

We gaan de klanten meer zelf en intensiever begeleiden. Dit doen we door de caseload van de 

consulenten te verlagen en de begeleiding bij de DSW te intensiveren. Op die manier kan het contact 

tussen de bijstandsgerechtigde en de consulent worden versterkt. Door het verkleinen van de caseload 

naar circa 40 klanten, kunnen de consulenten de klanten intensiever begeleiden. Deze begeleiding 

financieren we uit het werkdeel. Hiermee maken we echt werk van het principe ‘ken je klant’. 

 

Intensievere trajecten: kwaliteit en resultaat 

Wanneer we de re-integratie niet zelf doen, maken we met re-integratiebedrijven de afspraak dat 

klanten meer ondersteuning krijgen in de vorm van coaching, begeleiding, scholing en werkervaring. 

Dat betekent niet dat we re-integratiebedrijven financieel stimuleren om de klanten te blijven 

begeleiden. Uitstroom staat voorop. We laten echter geen middelen ongemoeid om extra te investeren 

in de klant en daarmee een bijdrage te leveren aan de uitstroom. Dit betekent dat we bij de inkoop van 

trajecten meer de nadruk gaan leggen op de kwaliteit en het resultaat en minder op de prijs van de 

trajecten. Niet meer de kortste weg naar werk, maar de beste weg naar werk.  

In het geval we de re-integratie zelf doen, zoals bij het project Groningen@Work, intensiveren we de 

begeleiding, bemiddeling, scholing, schuldhulpverlening en nazorg.  

 

Graniet wordt vloeibaar 

Kwalitatief goede re-integratietrajecten zijn vooral belangrijk bij de re-integratie van de doelgroepen 

met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. In 2006 hebben we 200 zogenaamde meedoen trajecten 

ingekocht en hebben we in het kader van het project erbij horen 15 persoonlijke herstelplannen 

opgesteld in samenwerking met andere (hulpverlenings)instellingen. Deze trajecten gaan we verder 

uitbreiden in 2007. We gaan 400 meedoen trajecten inkopen en 60 persoonlijke herstelplannen 

opstellen. We investeren hiermee meer in de groep met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt en 

zorgen er voor dat mensen die al langer in de bijstand zitten, mee gaan doen aan de samenleving en 

erbij horen door maatschappelijk zinvolle activiteiten te doen. Een ‘granieten bestand’ is een stevige 

basis om verder op te bouwen. Dat gaan we zeker doen, maar wat we vooral willen, is het granieten 

bestand vloeibaar maken en er beweging in krijgen.  

 

Ingezonden brief:
KLEERHANGERS SORTEREN OF CREPEREN

Van de auteur kregen we toestemming om een artikel wat eerder werd geplaatst door het Katholiek Nieuwsblad op onze website te plaatsen.  
 
Hieronder volgt de complete tekst :

27 april 2007

Kleerhangers sorteren of creperen

Louis van Overbeek

Sinds de invoering van de nieuwe bijstandswet (Wet Werk en Bijstand, WWB) op 1 januari 2004 kent Nederland een praktijk van gedwongen tewerkstelling voor mensen die zijn aangewezen op  
inkomensondersteuning door de overheid.

Weliswaar kende ook de ‘oude’ bijstandswet (ABW) een, 

in een sollicitatieplicht vervatte, eis aan de uitkerings-gerechtigde pogingen te ondernemen om uit de bijstand te komen door het aanvaarden van  werk, maar in de nieuwe wet - voorbereid door de toenmalige VVD- staatssecretaris van Sociale Zaken, Mark Rutte - is daar nog het een en ander bijgekomen. Iedereen die onder de nieuwe wet een uitkering aanvraagt, wordt namelijk onmiddellijk aan het werk gezet en is verplicht deel te nemen aan door de uitkerende gemeente veelal onder de naam Work First - aangeboden werkverschaffingsprojecten, waarbij men in ruil voor een karige uitkering laagwaardige of zelfs volstrekt zinloze arbeid dient te verrichten (kleerhangers sorteren, papiertjes prikken, gordijnhaakjes aanzetten, schoffelen in het park). Het begrip ‘passende arbeid’ is dan ook afgeschaft. Hierdoor wordt nu elke vorm van arbeid als passend voor iedereen beschouwd. 

Dit alles in combinatie met een aangescherpt sanctiebeleid, waardoor bij onvoldoende medewerking de uitkering eerst wordt verlaagd en vervolgens soms zelfs volledig stopgezet.

Arbeidsverdwazing

Deze praktijk van gedwongen tewerkstelling is een uitvloeisel van de neoliberale ideologie die de westerse wereld de afgelopen decennia heeft gedomineerd en geleid heeft tot wat men zou kunnen noemen een complete, algehele arbeidsverdwazing: de vrijwel alom gedeelde opvatting dat in de samenleving door iedereen zoveel en zo lang mogelijk en tegen iedere prijs betaalde arbeid moet worden verricht om de gevolgen van de onophoudelijk in het bewustzijn gemokerde bedreigingen van globalisering en vergrijzing het hoofd te kunnen bieden. Hierbij heeft de werking van de vrije markt de hoogste prioriteit, moet arbeid goedkoop en flexibel zijn en zijn sociale rechten ondergeschikt aan dit hogere doel.
Een toestand die de Duitse Sozialwissenschaftlerin dr. Christa Sonnenfeld in haar artikel Aktive Arbeitsmarktpolitik heisst: Zwang deed verzuchten:

“Arbeit um jeden Preis, dieses Motto überlagert  
inzwischen derart unsere menschliche Existenz, dass eine  
grundrechtliche Prüfung dringend geboten ist.”

Het fenomeen gedwongen tewerkstelling van uitkerings-gerechtigden draagt bij aan de realisering van het wijd verbreide neoliberale arbeidsideaal. 

Door dwangarbeid te koppelen aan bijstandsuitkeringen  kunnen minvermogende werkloze burgers met weinig kansen op de arbeidsmarkt onder de leuze ‘Werk boven inkomen’ toch productief  gemaakt worden en anderen ervan worden afgeschrikt überhaupt nog een uitkering aan te vragen. Het is dan ook geen exclusief Nederlands  verschijnsel. In bijvoorbeeld Duitsland(de Hartz IV-wet) en Engeland (de New Deal van Tony Blair) kent men vergelijkbare maatregelen.

Dwangarbeid
De invoering van feitelijke dwangarbeid voor uitkeringsgerechtigden in veel landen van de EU kent, naast deze algemene ideologische achtergrond, twee meer concrete inspiratiebronnen. 

In de eerste plaats is dat het Europese beleid op het punt van werkgelegenheid en sociale voorzieningen zoals dat in het jaar 2000 werd geformuleerd op de toppen van Lissabon en Nice. 

Hier werd afgesproken dat Europa “de  
meest concurrerende economie van de wereld in 2010” moest worden.Aanbevolen werd daarom een ‘activerend’ werkgelegenheidsbeleid te voeren, waarbij het aantal voorwaarden dat gesteld wordt aan het toekennen van uitkeringen voor wie werkloos, arbeidsongeschikt of oud 
is, drastisch wordt uitgebreid en in ruil daarvoor tegen-prestaties worden verlangd, zoals bijvoorbeeld die, welke wordt aangeduid met de contradictio in terminis ‘verplicht vrijwilligerswerk’.
Concrete maatregelen worden echter door Europa overgelaten aan de nationale regeringen. Die hebben zich hierbij vervolgens in grote meerderheid vooral laten leiden door een tweede inspiratiebron: het Amerikaanse werkgelegenheidsbeleid onder Clinton, waarvan de staat  
Wisconsin, waar de Work First-projecten zijn bedacht, de meest uitgesproken exponent is. Deze staat heeft zich - hoewel haar resultaten voornamelijk gebaseerd zijn op bluf, aangezien de maatregelen er daar vooral toe geleid hebben dat het aantal werklozen zonder uitkering enorm is toegenomen - ontwikkeld tot een soort  bedevaartsoord voor Europese, en ook Nederlandse beleidsmakers.

Newspeak

Opvallend bij de invoering van de nieuwe, van staatswege  
verordonneerde arbeidsdwang in Nederland en andere Europese landen is de ongelooflijk gemakkelijke en brede acceptatie ervan in de samenleving. Gemor onder de bevolking valt nauwelijks te horen, pers en media zwijgen er nagenoeg over, juristen houden hun kaken op elkaar, vakbonden organiseren geen stakingen. Zelfs de leiders van de sociaal-democratische partijen hebben zich bekeerd tot de neoliberale arbeidsdwang. 

Dit gebrek aan weerstand moet waarschijnlijk verklaard  
worden als het gevolg van een kennelijk uiterst succesvolle aanwending door de neoliberale lobby van allerlei ideologische manipulaties van  
de taal en het denken.
Hiermee wordt de werkelijkheid van de arbeidsdwang – die associaties zou kunnen oproepen met de werkverschaffing in de crisisjaren en de Arbeitseinsatz onder de nazibezetting – door propaganda en retorische
middelen als versluierende eufemismen en zelfs regelrechte newspeak verhuld of van een positieve lading voorzien. Een rotbaantje dat een uitkeringsgerechtigde onder dreiging van sancties wordt opgelegd,  
wordt bijvoorbeeld verkocht als ‘deelname aan een Work
First-project’, een ‘aanbod’, een ‘uitdaging’, ‘een nieuwe kans’. Men wordt niet onder dwang tewerk gesteld, maar ‘uitgenodigd’ om weer ‘mee te doen’;de  uitkerings-gerechtigden wordt ‘perspectief’ geboden, er wordt in hen
‘geïnvesteerd’. Van de‘hangmat’ die de uitkering was, wordt een 'trampoline’ naar succesvolle reïntegratie in de arbeidmarkt voor werklozen gemaakt, in plaats van hen, zoals vroeger, ‘af te schrijven’ met een uitkering en ‘achter de geraniums’ te laten verkommeren. 

De sociale zekerheid wordt niet uitgekleed, maar op zodanige wijze  ‘hervormd’ dat zij ook in de toekomst betaalbaar blijft  (‘toekomstbestendig’ gemaakt).
In werkelijkheid evenwel houdt het ministerie van Sociale Zaken, dat  de samenleving via allerlei kanalen met dit soort propaganda  overspoelt, zich ondertussen in de beste Orwelliaanse tradities2 juist bezig met asociale zaken. 

Hoe ver men bereid is te gaan met de invoering van deze ‘nieuwspraak’ bleek in 2005, toen premier  Balkenende serieus voorstelde het adjectief ‘werkloos’ uit het voca-bulaire te schrappen en te vervangen door de formulering ‘tussen twee banen in’, om eraan bij te dragen dat het begrip waarvoor het te schrappen woord staat zelfs niet meer gedacht kan worden.

Een andere succesvolle manipulatieve strategie is het aan het volk verkopen van dwangmaatregelen door een beroep te doen op het ‘gezonde verstand’, dat weinig opheeft met nadere reflectie, en door toevoeging van een flinke scheut populisme aan de maatregelen.

Het is toch immers vanzelfsprekend dat voor een uitkering een tegenprestatie van de ontvanger mag worden verwacht! Wie daar bezwaar tegen maakt, is een klaploper, een profiteur, die misbruik maakt van door de hardwerkende belastingbetaler opgebrachte sociale voor-zieningen en keihard moet worden aangepakt! 

Dat sommigen in dit verband durven te spreken van dwangarbeid is toch te gek voor woorden! 

Dat zijn praktijken die alleen de nazi’s en de Sovjets erop na hielden, dat weet toch iedereen! Dat daarvan in onze democratische rechtsstaat sprake zou zijn is gewoon schandalige stemmingmakerij!

Repressie

Het gevolg van de inmiddels jarenlang gevolgde neoliberale aanpak, waarbij het ringeloren en koeioneren van uitkeringsgerechtigden onder het mom van een ‘activerende aanpak’ tot beleid is verheven en gemeente-ambtenaren van hogerhand wordt opgedragen deze  improductievelingen het leven zo zuur mogelijk te maken, is inmiddels wél, zoals onlangs in het nieuws kwam, dat sociale diensten tegenwoordig dagelijks geconfronteerd worden met agressie. 

Op de begrijpelijke wanhoop en woede van de geringeloorden - men kan immers zelfs een hond niet altijd maar blijven sarren zonder risico op beten - hebben de autoriteiten echter maar één antwoord: nog meer repressie. Minister Guusje (PvdA) wil van nu af aan uitkerings-gerechtigden die  zich hun hondse behandeling bij de sociale diensten niet gedwee laten welgevallen onmiddellijk in het cachot werpen en hun van hun laatste  stuivers uitkeringsgeld beroven. Maar succesvolle manipulatie, brede acceptatie en geslaagde repressie of niet: de vraagtekens die geplaatst kunnen worden bij de  legitimiteit van de middelen die worden ingezet bij de verwezenlijking van het neoliberale arbeidsideaal kunnen niet zomaar worden uitgegomd. 

Zo staat in ons land de gedwongen tewerkstelling in het kader van bijstand niet alleen op gespannen voet met het in de grondwet verankerde recht op een vrije arbeidskeuze,3 ook is sprake van frictie met verschillende internationale mensenrechtenverdragen, waaronder  
artikel 4 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarin ‘verplichte arbeid’ wordt verboden.
Weggeredeneerd.Door vertegenwoordigers van de overheid wordt deze frictie  weggeredeneerd: er zou hier geen sprake zijn van ‘verplichte arbeid’ in de zin van de mensenrechtenverdragen in kwestie. Een van de weinige 
plaatsen waar men deze ontkenning zwart op wit kan vinden, is een advies van de Raad van State van 17 oktober 2006:
“Overigens is vaste uitleg dat arbeidsverplichtingen in het kader van bijstand of sociale verzekeringen niet gelden als verplichte arbeid. Bij de uitleg van deze bepaling speelt de definitie van verplichte arbeid in ILO-Conventie 29 een belangrijke rol.” Wat met de vage omschrijving ‘vaste uitleg’ wordt bedoeld, wordt door geraadpleegde deskundigen verschillend geïnterpreteerd. Waarschijnlijk moet hieronder worden verstaan: jurisprudentie van het Europese Hof. Deze is echter erg schaars waar het art. 4 EVRM betreft. Bovendien hebben deze weinige zaken (Van der Mussele versus België, Siliadin versus Frankrijk, waarin de definities van de International Labour Organisation inderdaad een grote rol spelen) geen betrekking op arbeidsverplichtingen in het kader van bijstand - daarover is nog nooit geprocedeerd.

Feitelijk lijkt de Raad van State dus te verwijzen naar ‘vaste uitleg’ die helemaal niet bestaat en is de beoogde uitkomst van deze hogere juristerij dat in dit geval het mensenrechtenartikel moet worden opgevat als het tegendeel van wat er staat!
Om te kunnen spreken van gedwongen arbeid moet naar het oordeel van de 
Europese Commissie aan een tweetal voorwaarden zijn voldaan: “First, that the work or service is performed by the worker against his will and, secondly, that the requirement that the work or service be performed is unjust or oppressive or the work or service itself  
involves avoidable hardship” (Van Dijk/Van Hoof, Theory and Practice of the European Convention of Human Rights, 1998, p. 336).

Welnu, met het opleggen van een verplichting tot een vorm van arbeid waarmee een uitkeringsgerechtigde niet instemt en die een soort laagwaardig gevangeniswerk behelst, waarvan de uitvoering een psychische vernedering inhoudt, die des te dieper is naarmate het opleidingsniveau van de betrokkene hoger is, wordt aan beide voorwaarden voldaan (against his will, unjust or oppressive  
requirement). Het moeten ondergaan van een dergelijke psychische vernedering staat bovendien in schril contrast met de oorspronkelijke intentie van de bijstandswet, waarvan de toenmalige KVP-minister Klompé bij de introductie verklaarde dat het juist de bedoeling was dat men hierop zonodig ‘met opgeheven hoofd’ een beroep kon doen.

Onhoudbaar
De stelling die door sommigen wordt betrokken dat de  
uitkeringsgerechtigde niet verplicht is het aangeboden werk te aanvaarden, is onhoudbaar. Weigering leidt immers tot verlaging of stopzetting van de uitkering waardoor de bijstandsgerechtigde, die per definitie niet over eigen financiële middelen beschikt - juist om die 
reden doet hij een beroep op ondersteuning door de overheid - zonder of met zeer ontoereikende middelen van bestaan komt te zitten met als gevolg armoede, huis-uitzetting, afhankelijkheid van particuliere  liefdadigheid en dus aantasting van het grondrecht van de menselijke waar-digheid, dat immers met name omvat “het fundamentele recht van  eenieder op bestaansmiddelen en voorzieningen die voor hemzelf en zijn gezin toereikend zijn”.

Opschorting van de uitkering is ook in strijd met art. 13 van het  Europees Sociaal Handvest (ESH). Het Europese Comité inzake Sociale  Rechten waarschuwde de Nederlandse regering in verband met de WWB in  
2006 dan ook in de conclusies van zijn jaarlijkse rapport, dat  'reducing or suspending social assistance benefits is only compatible with the Charter (Handvest) if this does not deprive the individual  
concerned of means of subsistence (middelen van bestaan)'.In gevallen waarin uitkeringsgerechtigden de zorg hebben voor kinderen is het Nederlandse beleid bovendien in strijd met het Internationale  
Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), dat bepaalt dat dezen recht hebben op een levensstandaard die'toereikend is voor de lichamelijke, geestelijke, intellectuele , zedelijke en maatschappelijke ontwikkeling van het kind'.5
Een met dwangarbeid geconfronteerde bijstandsgerechtigde kan in principe dus zo naar de rechter stappen (6) en doorprocederen tot aan het Hof in Straatsburg toe. 

Het probleem is alleen dat hij, zodra hij de intimidatie van de uitkeringsambtenaren durft te trotseren, onmiddellijk het risico loopt van zijn uitkering te worden beroofd  (over het bemoeilijken van de toegang tot het recht voor de burger  
gesproken!) en hij dus gedurende de tijd dat zijn procedure loopt, verstoken is van alle middelen van bestaan.

Waar blijft de juridisch geïnteresseerde weldoener die het slachtoffer van zoveel neoliberaal onrecht tijdens zijn procedure in zijn levensonderhoud wil voorzien?

Noten

1. In de WWB wordt gesproken van het verlagen van de uitkering als  
sanctie op het niet nakomen van 'arbeidsverplichtingen', aangeduid met de term ‘maatregel’ Aangezien er echter geen landelijk genormeerd sanctiebeleid is, stelt elke gemeente haar eigen richtlijnen op.

Zo verklaarden bijvoorbeeld B&W van de gemeente Leiden in 2004:“In het geval er sprake is van het weigeren van arbeid…acht het  College een maatregel van 100% gerechtvaardigd.”Volledige beëindiging van de uitkering dus.

2. Vgl. George Orwell, 1984, vert. H.C. Kool, A’dam, 1982, p.182:“Zelfs de namen van de vier Ministeries, waardoor wij geregeerd worden, demonstreren een soort van onbeschaamdheid in hun opzettelijke verdraaiing der feiten. Het Ministerie van Vrede houdt zich bezig met 
oorlog, het Ministerie van Waarheid met leugens, het Ministerie van  Liefde met martelingen en het Ministerie van Overvloed met  uithongering.”

3. Vergelijk hetgeen de Maastrichtse hoogleraar sociaal  
verzekeringsrecht, Saskia Klosse, in haar oratie (2003) over de nieuwe bijstandsregels zei:
“De vraag rijst…of de inbreuk die…wordt gemaakt op de vrijheid van arbeidskeuze grondwettelijk wel geoorloofd is.”

4. Het werk dat veroordeelden als bijvoorbeeld taakstraf krijgen opgelegd is zelfs nog minder geestdodend dan dat waarmee uitkeringsgerechtigden onder de nieuwe bijstandswet worden geconfronteerd, vgl. Paul Bordewijk, Geen baan, geen inkomen, in: 

 Sociaal bestek, 09-02-2006:“Werk dat mensen als taakstraf krijgen opgelegd is vaak afwisselender dan het werk dat in het kader van work first wordt aangeboden, en dat  is verklaarbaar ook: de reclassering wil graag kunnen rapporteren dat taakstraffen worden afgemaakt, terwijl bij work first iedereen die gillend wegloopt eraan bijdraagt dat de [sociale] dienst zijn target  
haalt.”

5. Vgl. Herre de Vries, 'Kinderen onder bestaansminimum', in:  Solidariteit, Webzine voor een strijdbare vakbeweging 29-04-2007.

6. Dat ook de uitvoerders van de nieuwe bijstandswet niet  
onaantastbaar zijn, bleek op 11 april jl., toen de Centrale Raad van Beroep (de hoogste rechterlijke instantie in Nederland op dit gebied), onder verwijzing naar eveneens een artikel van het EVRM, in hoger beroep bepaalde dat de gemeente Amsterdam - anders dan voormalig  wethouder Aboutaleb (PvdA), de huidige staatssecretaris van Sociale Zaken, had besloten - de uitkering van mensen in de bijstand niet  zomaar mag stopzetten als de betrokkenen niet meewerken aan  onaangekondigde huisbezoeken door controlerende ambtenaren, wanneer  
daarvoor geen aanleiding bestaat (zaak LJN BA 2436).
Een tweede interessante recente uitspraak, eveneens gedaan door de CRvB, is zaak LJN AZ 8403, waarin, kort samengevat, de rechter bepaalde, dat in geval van het niet nakomen van de ‘arbeidsverplichting’ de gemeente een bijstandsuitkering mag verlagen,  
maar niet stopzetten. Wat overigens bij een laag uitkeringsbedrag als dat van de WWB evengoed nog tot ernstige financiële problemen kan leiden voor de betrokkene, met bijvoorbeeld huisuitzetting als gevolg. 
Bovendien is deze uitspraak de uitkomst van een individuele bezwaar- en beroepsprocedure, waarvoor slechts zeer weinig uitkeringsgerechtigden de benodigde moed en energie zullen kunnen opbrengen. Consequenties voor de bijstandswet zelf volgen pas als ook de politiek gevolgen aan dergelijke uitspraken verbindt.Tenslotte lijkt er voor fanatieke gemeenten toch nog een uitweg open te blijven door te kiezen voor een andere formulering van het beleid: geen ‘stopzetting’ van de uitkering, maar een ‘verlaging’ van
100 (of  
desnoods 99) procent (vgl. noot 1).

 

This free website was made using Yola.

No coding skills required. Build your website in minutes.

Go to www.yola.com and sign up today!

Make a free website with Yola